9 juli 2017

9 juli 2017 - Turpan, China

We hebben een vrije dag in Kashgar. We besluiten naar de zondags(vee)markt te gaan. Deze veemarkt wordt gehouden op enkele kilometers buiten het centrum van de stad. We zijn met z'n achten en besluiten met twee taxi's te gaan. Deze zijn snel en niet duur. Het duurt niet lang voordat de eerste vier een taxi hebben en in het drukke verkeer verdwijnen. Enkele minuten later stopt er ook voor ons vieren een taxi en na een prijs van 30 Yuan (3,60 euro) te hebben afgesproken zijn ook wij op weg. Na een rit van een half uur worden we langs een doorgaande weg afgezet. We kunnen ons niet voorstellen dat hier de vermaarde en drukke veemarkt wordt gehouden want het is doodstil. Voordat we de kans krijgen om aan de chauffeur te vragen of hij ons op het goede punt heeft afgezet is hij verdwenen in het drukke verkeer. We besluiten het terrein op te lopen. Het is groot en ligt er verlaten bij. In een hoek van het terrein zien we wat activiteit. We lopen er naar toe en zien een paar handelaren met 1 koe, 4 schapen en 5 geiten. Omdat ook hier politie op de been is besluiten we te vragen wat er aan de hand is. Maar zoals bijna alle Chinezen in deze regio spreken ze Engels noch Chinees. Ook zien we onze vier reisgenoten niet. We besluiten een taxi terug naar de stad te nemen. Niet veel later zitten we op elkaar gepropt in een kleine volkswagen zonder airco. Hetgeen bij ruim 30 graden geen pretje is. Luide Oeigoerse muziek klinkt uit de radio. Al snel stuiten we op een wegblokkade. We mogen, vanwege hoog bezoek uit Beijing, de stad niet in. De chauffeur draait en probeert via een sluipweggetje de stad binnen te komen. Weer doemt in de verte een blokkade op. Hij rijdt langzaam door tot aan de blokkade en probeert vriendelijk uit te leggen dat hij met toeristen de stad in moet. Vaak werkt het als er blanke toeristen bij zijn. Dit keer niet. De toon van het gesprek verhardt en de chauffeur wordt te kennen gegeven dat hij niet snel moet keren. Met een humeur dat tot ver onder het nulpunt is gedaald rijdt hij verder. En dat humeur wordt er niet beter op als we de komende half uur op drie nieuwe blokkades stuiten. Eindelijk vindt hij een gaatje en triomfantelijk steekt hij een middelvinger op naar een passerende politiebus. Als we aankomen besluiten we hem het dubbele bedrag te geven voor de moeite die hij heeft gehad om ons af te leveren.

Hierna loop ik de oude stad in het centrum in. In het centrum van de Kashgar staat op het centrale plein de lichtgele ingang van de - eveneens lichtgeel betegelde - Id Kah-moskee. De moskee beschikt over fraaie, beschaduwde tuinen, verrassend verscholen achter de gevelrijen van de omringende straten.

De Id Kah en zijn tuinen bieden ruimte aan 20.000 gelovigen. Het is een van de grootste moskeeën in China. Het gebouw stamt oorspronkelijk uit 1442, maar werd ten tijde van de Culturele revolutie zwaar beschadigd. Het is nu gerestaureerd.

Op het plein voor de moskee is het een drukte van belang, evenals in de twee straatjes aan weerszijden van de moskee. In de ene zetelen vooral de verkopers van petten, koperen (bruids)kisten en gouden sieraden, in de andere de verkopers van etenswaren. Uit de vele etenskraampjes komt de geur van gegrild vlees en kruiderijen. Het is geen alledaags vlees dat je zit liggen. Zo zie ik een grote bak met zeker 20 hoeven van koeien.

In de schaduw van de poort van de moskee geniet ik van het levendige straatbeeld. Veel oude mannen, die zich in de schaduw van de poort voorbereiden op hun gang naar de moskee (en ondertussen lekker kunnen roddelen), veel stalletjes met allerlei goederen, zoals traditionele muziekinstrumenten, beroepsfotografen die foto's van pelgrims maken (met de moskee op de achtergrond), hoedenverkopers, etc.

De meeste vrouwen zijn hier, evenals in Oezbekistan en Kirgizië, ongesluierd. Zij dragen veelal kleurrijke jurken en hoofddoeken. Maar toch kom je ze wel tegen; de strenggelovige vrouwen met een dikke vierkante bruine doek over het hoofd gedrapeerd. Deze bedekt écht alles: haren, ogen, neus en mond. De doeken worden verkocht op de zeer uitgebreide stoffenbazaar. Kant-en-klare kleding is hier nauwelijks voorhanden. Men wordt geacht de kleding zelf te maken. Terwijl ik sta te kijken, vraagt de winkelier met een gebaar of ik wellicht een van de sluiers wil aanschaffen. Hij moet er zelf erg om lachen.

Je kunt hier trouwens als westerse toerist ongestoord alleen over straat lopen. Natuurlijk zijn er mensen die je iets willen verkopen, maar ze maken het je absoluut niet lastig. Soms lijkt het zelfs alsof je niet eens opvalt, maar dat kan ook komen omdat men hier, in verband met de zondagsmarkt, gewend is aan toeristen.
In de smalle straatjes van de oude bazaar verkopen ze allerlei artikelen voor dagelijks gebruik: petjes, deurbeslag, bonthoeden, ketels, pannen en stapels fraai gekleurde, geurige kruiden.

De lokale barbier verricht zijn arbeid in een piepklein zaakje. Rustig wachten de Oeigoerse mannen op hun beurt om onder het mes te gaan. De lokale 'mode' is kaal, Oeigoerse mannen laten hun hoofd dan ook regelmatig kaalscheren. Ook jonge kinderen gaan - in ieder geval in de zomer - met een kaal bolletje door het leven, jongens zowel als meisjes. Van onze gids begrijp ik later dat dit een regionale traditie. Jammer genoeg kan hij me niet vertellen wat de oorsprong hiervan is. Met een zwierig gebaar zeept de barbier de hoofden in, om vervolgens met een ragdun scheermes overtollige haargroei te verwijderen. Baarden blijven ongemoeid.

In een slagerij hangt een koe aan een haak. Een klant wijst aan welk stuk van de koe hij wil hebben. Eerst verdwijnt er een mes in het dode beest om hem in de lengte te openen en daarna wordt, onder goedkeurende blik van de klant, met een bijl het gewenste gedeelte er uit gehakt. Er wordt niet op een onsje meer of minder gekeken.

Wie onderweg een schoenzool verliest, hoeft niet lang zonder te zitten. Op de markt doet ook de schoenlapper zijn werk. Klaar terwijl u (desnoods blootsvoets) wacht. Op zijn ouderwetse schoenleest spijkert hij de zool weer muurvast. Het ziet er niet altijd even fraai uit maar ik grijp dat het bijna onverwoestbaar is hersteld.

Door het probleem van de wegblokkades missen we bijna onze nachttrein naar Turpan. We doen maar liefst vier uur over de 10 kilometer naar het station. Het station is, in tegenstelling tot in veel Europese steden, geen fraai bouwwerk aan de rand van het centrum. Het is een lelijk, modern gebouw dat niet eens efficiënt is ingericht. Ook hier moet onze bagage weer door de scan. Zoals altijd gaan de rode bellen maar in tegenstelling tot altijd moet ik nu met de bewakers mee. Ik moet mijn tas opnemen en ze spitten hem helemaal door. Zelfs tussen de vieze onderbroeken wordt gekeken. Dan ontdekt hij het: een klein busje scheerschuim. Ik maak in gebaar duidelijk dat het een busje scheerschuim is maar hij is onverbiddelijk. Deze mag de trein niet in. Ik maak nog wat scène maar daar is hij helemaal niet van gediend en door twee andere bewakers wordt ik terug geleid naar de hal. Ik uit mijn ergernis naar mijn reisgenoten en al snel blijken ook anderen hun scheerschuim te hebben ingeleverd. Dan maar niet meer scheren de rest van de vakantie :-)

In de trein is het een drukte van belang. We zitten in een rijtuig met open compartimenten van 6 personen. Op het onderste bed kun je zitten. Als het bedtijd is, dat is wanneer het licht uitgaat, verhuizen er vier naar de bedden boven het zitbed. Regelmatig komen er karretjes langs van waaruit van alles te koop wordt aangeboden: groente, fruit, drinken en zelfs speelgoed. In ons compartiment zitten twee laatste jaar studentes die Chinees studeren. Ze vinden ons reuze interessant en vragen ons het hemd van het lijf. Later als alle vragen zijn beantwoord lopen we naar de restauratiewagen waar we een paar biertjes drinken en eten. Als we om half twaalf terug gaan naar ons rijtuig blijkt het licht uit te zijn. In de aardedonkere wagon is het te hopen dat je in het juiste bed kruipt! Hoewel ik in geen enkel vervoermiddel kan slapen, slaap ik onder het zachte bewegen van de trein zo in. Of zou dat van het bier komen ....?